Deze week was ik voor het eerst te horen in een podcast. En niet eventjes ook: bijna een uur lang werd ik ondervraagd door Herbert Blankesteijn en Ben van den Burg voor hun podcast De technoloog. Aanleiding was mijn boek over kernfusie, De fusiedroom, en het recente nieuws rond NIF.
Kranten en sites wereldwijd spreken over een ‘doorbraak’ en een ‘mijlpaal’ binnen de kernfusie. Wat is er precies gebeurd? En brengt dit resultaat energiecentrales die op fusie draaien echt dichterbij?
En voor de duidelijkheid: het is superknap wat er de afgelopen jaren aan het NIF gebeurt. Al bij de vorige mijlpaal zei DIFFER-directeur Marco de Baar: “Ik herinner me nog dat we toen ik net gepromoveerd was over deze opzet zeiden: ‘Dat wordt nooit wat.’ Dus petje af dat het ze nu toch gelukt is.” En nu gaat het én om veel meer energie, én produceren de fusiereacties in de brandstofcapsule daadwerkelijk meer energie dan de erop gerichte lasers aanleveren. Gaaf.
Showstoppers
Maar… Laten we ook weer niet allemaal dingen gaan roepen als ‘een grote stap richting kernfusie als energiebron’. Want van een levensvatbare commerciële reactor zijn we met dit soort fusie echt nog een heel eind van verwijderd. Zoals ik in het bovenstaande stuk uitleg, zijn er allerlei potentiële showstoppers.
En natuurlijk: het kan ook zijn dat het allemaal geen showstoppers blijken. Dat elke oplossing die de laserfysici bedenken voor een openstaand probleem meteen werkt. En dat we dus straks in recordtijd een nieuw type fusiereactor hebben dat zich kan meten met de tokamak, het ontwerp waar het grootste deel van de fusiegemeenschap de afgelopen decennia op heeft ingezet en dat nu veel en veel verder gevorderd is.
Maar wanneer is het in het fusieonderzoek ooit zó voorspoedig gegaan, de afgelopen zeventig jaar?
Meer weten over kernfusie? Lees mijn vorig jaar verschenen boekje De fusiedroom!
En daar kun je meer mee dan alvast politie naar een aankomende crime scene sturen, schrijven de onderzoekers. Je kunt er ook mee bepalen of de politie zijn middelen wel eerlijk over rijke en armere wijken verdeelt.
We hebben het er in KIJK wel vaker over: eigenlijk zijn de raketten die we nu gebruiken binnen de ruimtevaart helemaal niet handig. Vooral vervelend is dat ze brandstof nodig hebben – brandstof die je dus met je mee moet zeulen. Daar wordt je ruimteschip zwaarder van, en een zwaarder ruimteschip… heeft meer brandstof nodig om op snelheid te komen.
Maar wat nou als je die brandstof niet meeneemt, maar onderweg verzamelt? Dat is het idee achter de interstellar ramjet, die de Amerikaanse kernfysicus Robert Bussard bedacht in 1960. Sciencefictionschrijvers omarmden het idee – zie bijvoorbeeld de klassieker TauZero van Poul Anderson – maar natuurkundigen publiceerden er relatief weinig over. Nu heeft de Oostenrijker Peter Schattschneider – natuurkundige én sciencefictionschrijver – de handschoen alsnog opgepakt. Helaas bieden zijn berekeningen weinig hoop.
Tau Zero heb ik trouwens al jaren in de kast staan, maar nooit gelezen. Binnenkort maar eens verandering in brengen. En dan maar even wegstoppen dat die hele Bussard ramjet waarschijnlijk nooit een realistisch ontwerp zal zijn.
Oké, strikt gesproken komt natuurlijk álle zonne-energie uit de ruimte. Het verschil is dat de Britten deze energie niet hier op het aardoppervlak willen verzamelen, maar met spiegels en zonnecellen die zich zélf in de ruimte bevinden. De verzamelde energie wordt dan in de vorm van radiostraling naar de aarde gestuurd.
Op deze plannen wordt al een tijdje gebroed, maar onlangs besprak Martin Soltau ze tijdens een conferentie. Soltau is voorzitter van het vorig jaar opgerichte Space Energy Initiative, waar onder meer lucht- en ruimtevaartbedrijf Airbus, de Britse Universiteit van Cambridge en satellietfabrikant SSTL deel van uitmaken.
Lees het hele (alweer wat oudere) bericht bij Scientias.
Rond 2035 zouden we naar schatting een biljoen apparaatjes moeten hebben, aangesloten op het Internet of Things. Maar waar moeten al die apparaatjes hun energie uit halen?
Batterijen zijn niet handig, schrijven biochemicus Paolo Bombelli van de Universiteit van Cambridge en collega’s in het tijdschrift Energy & Environmental Science, want die bevatten moeilijk te winnen materialen en raken uiteindelijk leeg. En veel van de huidige manieren om ter plekke energie te verzamelen, zoals zonnecellen, kunnen nadelen voor het milieu met zich meebrengen.
Het alternatief dat Bombelli en zijn team voor het voetlicht brengen: laat een verzameling algen de klus klaren. Met behulp van de energie die deze micro-organismen uit niets dan zonlicht halen, wisten Bombelli en zijn team een (weliswaar erg zuinige) computerprocessor een jaar lang aan de praat te houden.
Een compacte kernfusiereactor bij Oxford heeft een plasma weten te verhitten tot een temperatuur van 100 miljoen graden Celsius. Daarmee is het de eerste voornamelijk met privaat geld gefinancierde reactor die deze mijlpaal haalt.
De reactor in kwestie is de ST-40 van het bedrijf Tokamak Energy. Eerder haalde deze zogenoemde spherical tokamak temperaturen van ‘maar’ zo’n 15 miljoen graden – veel te laag om daadwerkelijk energie te kunnen halen uit het samensmelten van atoomkernen. Nu meldt het bedrijf de 100 miljoen graden Celsius te hebben aangetikt, een record voor dit type reactor.
Lees het hele bericht op de site van De Ingenieur.
Meer weten over Tokamak Energy? Eerder schreef ik een coververhaal voor De Ingenieur over dit fusiebedrijf en drie andere. De digitale versie van het betreffende nummer is hier te koop.
Tokamak Energy staat dan weer niet in mijn boekje De fusiedroom; ik heb het bedrijf destijds wel benaderd, maar nooit een reactie gehad. Maar laat dat je er vooral niet van weerhouden het boekje aan te schaffen.
In elk mobieltje vind je ze terug: zeldzame aardmetalen, ook wel zeldzame aarden. Echt zeldzaam zijn de meeste van deze zilver-witte, vrij zachte metalen trouwens niet. Wel komen ze zó verspreid voor in de aardkorst dat ze moeilijk te winnen zijn. Bovendien gebeurt dat momenteel op een beperkt aantal plekken: meer dan 80 procent van de zeldzame aarden wordt gewonnen in China. Daarom zou het mooi zijn als we zeldzame aarden goed kunnen recyclen. Wetenschappers van de Rice-universiteit in de Texaanse stad Houston hebben nu een nieuwe methode ontwikkeld die daarbij kan helpen.
Eén van de taken van Marsrover Perseverance is monsters verzamelen – niet om die zelf te onderzoeken, maar om ze veilig te stellen voor een toekomstige missie die ze moet gaan ophalen. Zoals we eerder schreven, mislukte begin augustus de eerste poging. Inmiddels is het wél gelukt twee samples uit een Martiaans rotsblok te halen, zo meldt NASA.
Ook wat betreft Ingenuity, de onbemande helikoper die Perseverance vergezelt, is er goed nieuws te melden. Waar dit apparaatje van minder dan 2 kilogram aanvankelijk vijf vluchten zou maken, staat de teller nu al op twaalf. Inmiddels heeft de NASA dan ook besloten dit deel van de missie voor onbepaalde tijd te verlengen.