Mensen die zelf sceptisch staan tegenover paranormale verschijnselen, zullen zo het hunne denken van mensen die er volop in geloven. Maar op welke manieren verschillen beide groepen van elkaar? Dat onderzochten Charlotte Dean en collega’s van de Universiteit van Hertfordshire in Engeland.
Dean en haar team deden daarvoor niet zelf onderzoek. In plaats daarvan verzamelden ze zoveel mogelijk studies over het onderwerp van de afgelopen veertig jaar. Die namen ze kritisch onder de loep om te bepalen welke algemene conclusies je daaruit zou kunnen trekken. Heel veel blijken dat er alleen niet te zijn.
Auteur: Jean-Paul
Inmiddels zijn er meer dan vijfduizend exoplaneten ontdekt; planeten die een baan beschrijven rond een andere ster dan onze zon. Maar op de eerste bevestigde ontdekking van een exomáán – een maan rond een exoplaneet – wachten we nog steeds. Toch hebben sterrenkundige Vera Dobos (Rijksuniversiteit Groningen) en collega’s alvast geprobeerd uit te zoeken welke exoplaneten de grootste kans maken om een bewóónbare maan te hebben.
Lees het hele (alweer wat oudere) bericht bij Scientias.
Ik ben – bekentenis – vroeger nooit daadwerkelijk KIJK-abonnee geweest. Wel kocht mijn vader altijd een nummer als we op vakantie gingen, voor op de achterbank. En dat nummer ploos ik dan van voor tot achter uit. Tot de schaakrubriek aan toe, ook al schaakte ik helemaal niet. Je leest iets of je leest het niet, redeneerde ik blijkbaar toen.
Wie nu op vakantie gaat, kan nog steeds terecht bij KIJK, waarvan net het extra dikke zomernummer is verschenen. Zelf schreef ik daarvoor een artikel over het idee dat de donkere energie, die het heelal steeds sneller uit zou laten dijen, volgens onder meer de Oxfordse hoogleraar Subir Sarkar mogelijk niet bestaat.
Interessant is het om naar aanleiding daarvan deze eerdere, twijfelende blogpost terug te lezen, toen ik voor het eerst iets had geschreven over Sarkars werk. Inmiddels geeft dit opiniestuk voor New Scientist mijn mening beter weer: ik zeg niet dat donkere energie niet bestaat, maar vind wel dat je constant het huidige model van de kosmologie op alle denkbare manieren moet blijven bevragen. Ik zie in deze tak van sport iets te veel ‘het is hoe we zeggen dat het is en daarmee basta’ en iets te weinig ‘he, interessant, vertel eens wat meer’, als iemand een scheurtje in ons beeld van het heelal lijkt te hebben gevonden.
Ook in dit nummer: mijn Far Out over het idee om zwaartekrachtgolven te meten door de afstand tot de maan goed in de gaten te houden, en mooie artikelen over de winnaars en verliezers van de energietransitie, hoe ons geheugen ons parten kan spelen als we een alibi moeten geven, het leven van Anthony Fokker, en meer. Geen schaakrubriek, trouwens.
Bij het woord goudvis denk je waarschijnlijk in eerste instantie aan een vissenkom, aquarium of vijver. Maar ook in de vrije natuur kunnen vrijgelaten of ontsnapte exemplaren prima overleven. Helaas kunnen de soorten die van nature voorkomen in zo’n gebied daar behoorlijk last van hebben. Goudvissen worden dan ook wel gerekend tot de meest schadelijke invasieve vissoorten ter wereld.
Maar wat maakt deze populaire huisdieren dan tot zo’n groot risico? Dat hebben James Dickey van het Leibnitz-instituut voor zoetwaterecologie en binnenvisserij nu in hun lab onderzocht. En uit die experimenten concluderen ze: goudvissen eten behoorlijk veel. Bovendien zijn ze niet bang voor nieuwigheden, waardoor ze zich sneller zouden kunnen verspreiden.
Lees het hele bericht bij Scientias.
Hoe verder een sterrenstelsel van ons vandaan staat, hoe sneller het van ons vandaan beweegt. Dat stelden verschillende astronomen, waaronder de Amerikaan Edwin Hubble, in de eerste decennia van de twintigste eeuw vast. Dit is het gevolg van het feit dat het heelal sinds de oerknal uitdijt. Maar met welke snelheid doet het dat? Daarover discussiëren astronomen de laatste jaren flink: verschillende meetmethodes geven verschillende antwoorden.
Nu stellen de Amerikaanse astrofysici Francis-Yan Cyr-Racine (Universiteit van New Mexico), Fei Ge en Lloyd Knox (beide Universiteit van Californië te Davis) een uitweg voor. Als we het vroege heelal op de juiste manier manipuleren én aannemen dat zogenoemde spiegeldeeltjes bestaan, kunnen we uitkomen op één uitdijsnelheid van het heelal.
Lees het hele artikel bij Scientias. (Maar het had ook zomaar een Far Out-aflevering in KIJK kunnen zijn…)
Homo sapiens hebben we onze eigen soort gedoopt: de ‘wijze’ of ‘verstandige’ mens. Dat impliceert dat we slimmer waren dan andere (onder)soorten van het geslacht Homo die nu niet meer voorkomen op aarde, zoals de neanderthalers.
Maar, zo zei de Leidse hoogleraar Hominin Diversity Archaelogy Marie Soressi tijdens haar oratie vorige week: daar hebben we helemaal geen bewijs voor. Daarom stelt ze voor onze soort te hernoemen naar Homo faber: de ‘makende mens’.
Lees het hele bericht bij Scientias.
Zelf hik ik er toch nog tegenaan dat, als Homo sapiens geen goede naam is omdat we niet aantoonbaar slimmer waren dan andere menssoorten, Homo faber in dat opzicht niet per se een stap vooruit is. We waren destijds ook niet aantoonbaar beter in het maken van gereedschappen, zo zegt Soressi zelf.
Maar goed, het bericht heeft in elk geval weer eens flink wat reacties losgemaakt. Waaronder eentje uit het legioen van mensen dat denkt dat je een hele discussie kunt platslaan door er simpelweg het woordje ‘woke’ op te plakken. Zucht.
“Onvoldoende kennis om gezondheid in Nederland te beschermen tegen klimaatverandering.” Zo luidde vorige week de kop boven een persbericht van het RIVM. Om dat gat in onze kennis te kunnen dichten, stelde het instituut in opdracht van het ministerie van VWS een plan van aanpak op. Daarin is te vinden welke vragen we moeten beantwoorden om te weten wat de klimaatverandering gaat doen met onze fysieke én mentale gezondheid.
Ik sprak met de projectleider klimaat van het RIVM over dit nieuwe rapport over klimaat en gezondheid – waarvan je je kunt afvragen hoeveel er nu mee gaat gebeuren. Dat is schijnbaar wel de makke bij het RIVM; dat zoekt iets uit in opdracht van kabinet A, maar levert vervolgens haar bevindingen in bij kabinet B (want tja, zo’n onderzoek kost wel een aantal jaren), dat heel andere prioriteiten kan hebben en het dus in een la legt.
Hoe ontstaan de elementen waar alles om ons heen van gemaakt is? Voor de zwaardere atoomsoorten zijn we daarbij aangewezen op gewelddadige gebeurtenissen in het heelal: botsende neutronensterren of zware sterren die als supernova exploderen. Om dat proces beter te kunnen doorgronden, hebben astronoom Ian Roederer (Universiteit van Michigan) en collega’s zoveel mogelijk elementen geïdentificeerd in de ster HD 222925.
Onder andere blijkt deze ster in het sterrenbeeld Toekan een aantal metalen te bevatten waar de harten van ons aardbewoners altijd sneller van gaan kloppen: zilver, goud en platina. Maar ook de elementen wolfraam, molybdeen, osmium en iridium, om er maar vier te noemen, maken deel uit van de ster.
Lees het hele bericht bij Scientias.
Salamander blijkt vaardige vlieger
Bij vliegende dieren denk je in eerste instantie aan vogels, en in tweede instantie misschien aan vleermuizen. Maar er zijn ook andere dieren die niet zomaar te pletter vallen. Zoals salamanders van de soort Aneides vagrans – ‘zwervende salamanders’ – die voorkomen in sequoia’s, die tot de hoogste bomen ter wereld behoren. Hoewel deze amfibieën, in tegenstelling tot bijvoorbeeld vliegende eekhoorns, niet zijn voorzien van duidelijk zichtbare lichaamsdelen die het zweven makkelijker maken, blijken ze toch heel aardige vliegers.
Dat constateren Christian Brown, bioloog aan de Universiteit van Zuid-Florida, en collega’s op basis van onderzoek in een speciaal gebouwde windtunnel. Daar lieten ze salamanders van vier verschillende soorten in vallen, terwijl ze ze met hogesnelheidscamera’s filmden vanuit drie hoeken.
Lees het hele bericht bij Scientias.
Ik ben geloof ik wel fan van het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology, trouwens, waar deze studie in is gepubliceerd. Lekker korte, to the point papers, en de drie waar ik de afgelopen paar maanden nieuwsberichten over heb geschreven, waren volgens onafhankelijke deskundigen allemaal prima. Terwijl ik de laatste tijd behoorlijk wat onderzoeken voorbij heb gekomen waar, laat ik het voorzichtig zeggen, wel een en ander aan mankeerde.
Aardse data op (of in) de maan?
Vorig jaar schreef Scientias al over plannen om zaden, sporen, sperma en eicellen van 6,7 miljoen soorten op te bergen in gangenstelsels onder het maanoppervlak. Het Amerikaanse bedrijf Lonestar wil iets soortgelijks gaan doen, maar dan met belangrijke data.
“Ik vind het onbegrijpelijk dat we onze kostbaarste bezittingen – onze kennis en data – alleen hier op aarde bewaren”, zegt Chris Stott, CEO van Lonestar, tegenover de Britse IT-site The Register. “We moeten ze veiligstellen op een plek hier ver vandaan.” De maan dus.
Lees het hele bericht bij Scientias.
Leuk, nog een plannetje voor de maan, naast de voorbeelden die ik behandel in het meinummer van Eos. (Zie ook dit bericht voor New Scientist.)
Geen idee wat er allemaal van gaat komen, maar op een bepaalde manier inspireert het me wel. Voelt een beetje als de eerste, heel voorzichtige stapjes richting een The Expanse-achtig zonnestelsel.