Stel je een prehistorische vrouw voor. Hoe ziet ze eruit? Is ze gedrongen en draagt ze een of ander lomp dierenvel? Of zie je juist een wulpse dame in een weinig verhullende bikini met rafelige randjes?
En wat doet ze? Past ze thuis op een grote schare kinderen, terwijl manlief met zijn stamgenoten een mammoet achtervolgt of sprint ze zelf met een speer door het oerlandschap?
Hoe vrouwen er enkele tienduizenden jaren geleden bij liepen en wat ze deden, is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest binnen de archeologie. Toen het vakgebied in de negentiende eeuw werd ‘uitgevonden’, waren het de mannen die de toon zetten. En omdat destijds vrouwen nog grotendeels waren veroordeeld tot een bestaan binnenshuis, namen die eerste generaties archeologen voetstoots aan dat dat in de ‘oertijd’ ook wel zo was. Om zich vervolgens vrijwel alleen maar op de mannen te richten.
De laatste decennia is dat beeld aan het kantelen. Deels doordat de archeologie allang geen mannenaangelegenheid meer is, deels doordat moderne technieken ons dingen over het verleden kunnen vertellen waar we eerder alleen maar naar konden gissen. Hierdoor kunnen we met een frisse blik kijken naar de prehistorische vrouw en haar takenpakket.
Lees een wat langer voorproefje op de site van Quest – en het hele artikel in Quest 1/2023, hier te bestellen.
Jaren-vijftig-gezinnetje
Ben er stiekem best wel een beetje trots op. Het is zo’n verhaal dat al een tijdje op mijn lijstje stond, vooral om wat ideeën aan te pakken die in en buiten de wetenschap de ronde doen. Zoals dat eeuwige ‘mannen jaagden, vrouwen verzamelden’, dat dan volgens (bepaalde) evolutionair-psychologen ook meteen allemaal hedendaagse verschillen tussen man en vrouw verklaart. In werkelijkheid was ‘de oertijd’ een stuk gevarieerder dan je op basis van dit soort clichés zou denken. (Zie ook Het begin van alles van David Graeber en David Wengrow.) De hele wereld leefde heus niet als een oerversie van een geïdealiseerd jaren-vijftig-gezinnetje (of de negentiende-eeuwse variant daarop).