Hier moet toch het hart van elke ruimtevaartliefhebber sneller van gaan kloppen: rond het 25-jarig jubileum van de Hubble Space Telescope is een wedstrijd georganiseerd waarmee je een onderdeel van de beroemde kijker kunt winnen! Om precies te zijn: een deel van de zonnepanelen die de telescoop van 1990 tot 1993 van energie voorzagen, totdat ze werden vervangen.
Tag: sterrenkunde
Zo’n 70.000 jaar geleden kreeg ons zonnestelsel bezoek. De ster met de bijnaam Schulz’s Star passeerde toen onze zon op 0,8 lichtjaar afstand. Van geen enkele andere ster is bekend dat hij ooit zo dichtbij kwam. Dat stelt een internationaal team van astronomen onder leiding van Eric Mamajek (Universiteit van Rochester) in een studie, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters.
BICEP2-resultaat afgeserveerd
In de categorie ‘beter laat dan nooit’: hier nog mijn berichtje van begin vorige week over het afserveren van het BICEP2-resultaat.
Voorjaar 2014 claimde het zuidpoolexperiment BICEP2 patronen te hebben gezien in de achtergrondstraling van het heelal, die zo’n 380.000 jaar na de oerknal werd uitgezonden. Groot nieuws, want deze patronen zouden bewijs vormen voor de inflatietheorie, die stelt dat het heelal direct na de oerknal héél even met een enorm tempo uitdijde. Helaas concludeert een samenwerking van BICEP2, de Keck Array en ESA’s Planck-satelliet nu dat het bewijs hiervoor te dun is.
Lees het hele bericht op de KIJK-site.
Een en ander heeft ook wel wat consequenties voor De deeltjessafari. In dit boek noem ik het BICEP2-resultaat (met een boel voorbehoud, weliswaar) in de hoofdstukken over gravitonen en magnetische monopolen. In het eerste geval zouden de patronen ons meer kunnen vertellen over hoe een quantumtheorie van de zwaartekracht in elkaar steekt (waarin het graviton dan de rol van ‘krachtuitwisseldeeltje’ speelt). In het tweede geval zou BICEP2 inflatie onderbouwen, een verschijnsel dat er op zijn beurt voor gezorgd zou kunnen hebben dat de magnetische monopolen in ons heelal zo verdund zijn dat we ze nu nergens meer zien. In beide gevallen zijn we dus helaas terug bij af. Er zou nog steeds informatie over quantumzwaartekracht en inflatie in de achtergrondstraling versleuteld kunnen zitten, maar die hebben we dan nog niet op een overtuigende manier gezien.
Het is een van de vele manieren waarop je als particulier kunt bijdragen aan de sterrenkunde: het Milky Way Project. Hier krijg je infraroodfoto’s gemaakt door ruimtetelescoop Spitzer voorgeschoteld, waarop je onder meer sterrenstelsels, sterrenclusters en ‘bubbels’ (ovale donkere plekken) aangeeft. Maar één Milky Way Project-deelnemer zag vier jaar geleden iets anders. “Enig idee wat die heldere, gele, wazige objecten zijn?” vroeg hij op de discussiepagina van het project. De aanwezige, echte astronomen moesten het antwoord toen schuldig blijven, maar hebben dat nu wel gevonden: het zijn compacte regio’s van waterstof waaruit zware sterren aan het ontstaan zijn.
We onderzoeken de verste sterrenstelsels die we maar kunnen ontwaren en bestuderen zelfs in detail het eerste licht dat het heelal ooit uitzond. Je zou dan toch denken dat de posities van de grotere objecten in ons eigen zonnestelsel dan wel al lang bekend zijn tot op ontzettend veel cijfers achter de komma. Toch hebben onderzoekers nu de locatie van het zwaartepunt van Saturnus en zijn manen ruim vijftig keer preciezer weten te bepalen.
Er zweven nogal wat brokken steen rond in het zonnestelsel – en een daarvan zou zomaar een keer de aarde kunnen raken, met alle gevolgen van dien. Om dat risico het hoofd te bieden, is de 100x Asteroid Declaration opgesteld. Deze verklaring stelt dat we de huidige technologie moeten inzetten om zoveel mogelijk Near Earth Asteroids (NEA’s) in de gaten te houden, en het zoeken naar en tracken van asteroïden in de komende tien jaar met een factor honderd te verbeteren. Ook is het de bedoeling dat 30 juni ‘Wereldasteroïdendag’ wordt, om iedereen te wijzen op het gevaar van een inslag. Ruim honderd kopstukken uit de wetenschap én uit andere gebieden hebben de verklaring ondertekend, met Queen-gitarist én astronoom Brian May als een van de spreekbuizen.
Superaarde vanaf de grond bevestigd
Exoplaneten vinden met een ruimtetelescoop is inmiddels heel goed te doen. Kijk maar naar ruimtetelescoop Kepler, die bijna duizend bevestigde planeten en ruim drieduizend kandidaatplaneten vond rond andere sterren. Maar ook vanaf het aardoppervlak kun je onderzoek doen naar dit soort verre werelden. En daar heb je dan niet eens een state of the art telescoop voor nodig, zo laten astronoom Ernst de Mooij (Universiteit van Toronto) en collega’s zien in een nieuwe publicatie.
Als twee sterrenstelsels botsen, gaan ze in de regel samen tot één groot sterrenstelsel. Hetzelfde geldt voor de superzware zwarte gaten die zich in het hart van sterrenstelsels bevinden: die smelten samen tot een nieuw gat. Maar soms, zo denken astronomen, gebeurt er daarbij iets geks: zwaartekrachtsgolven die ontstaan bij het samengaan van beide gaten geven het nieuw gevormde gat een enorme rotschop. Dat kan daardoor in zijn eentje de ruimte tussen de sterrenstelsels in vliegen. Een team van sterrenkundigen onder leiding van Mike Koss meent nu zo’n eenzaam gat te hebben gevonden.
Ons heelal bevat de nodige donkere materie: een vorm van materie die we niet kunnen zien, maar die wel zwaartekracht uitoefent. Daarnaast lijkt er iets te zijn als donkere energie, die het heelal steeds sneller uit elkaar drijft. De Britse kosmoloog David Wands en zijn team stellen nu dat die twee mogelijk niet los van elkaar staan. Volgens hen kan de hoeveelheid donkere energie toenemen door donkere materie als het ware op te eten.
Vroege sterrenstelsels hadden al balk
Een volwassen sterrenstelsel ziet er anders uit dan een sterrenstelsel dat net is ontstaan. Zo kost het spiraalstelsels een paar miljard jaar om een zogenoemde balk te ontwikkelen: een rechte reep van sterren die dwars door het centrum van het stelsel heen gaat en waar de spiraalarmen uit lijken te komen. In het vroege heelal, dat louter jonge sterrenstelsels bevat, zou je deze balken dus nauwelijks verwachten. Toch zijn ze er, zo blijkt uit nieuw onderzoek – waaraan internettende sterrenkundeliefhebbers een cruciale bijdrage leverden.