Categorieën
Overig

How the mighty have fallen

Soms vraag je je het ineens af: wat is er toch met gameontwikkelaar X gebeurd, die ooit een van mijn meest geliefde spellen aller tijden bedacht? Vaak, zo blijkt, is het antwoord meer dan een tikje deprimerend.

Dit was mijn tweede column voor Gamer.nl, gepubliceerd op 8 september 2011.

Soms vraag je je het ineens af: wat is er toch met gameontwikkelaar X gebeurd, die ooit een van mijn meest geliefde spellen aller tijden bedacht? Vaak, zo blijkt, is het antwoord meer dan een tikje deprimerend.

Neem Brian Reynolds. Misschien niet een naam die bij iedereen belletjes doet rinkelen, maar hij was wel mooi lead designer van Colonization (1994), Civilization II (1996), Alpha Centauri (1998) en Rise of Nations (2003). (De eerste drie titels werden destijds nadrukkelijk gepromoot als spellen van Sid Meier, maar dat lijkt vooral een marketingkreet te zijn geweest.) Kortom, zonder overdrijven mag Reynolds een van de grootste namen op strategiegebied worden genoemd; op zijn minst van de jaren negentig.

Maar na Rise of Nations en gerelateerde games nam de carrière van Reynolds een wat minder indrukwekkende wending: met zijn studio Big Huge Games maakte hij de Xbox Live Arcade-versie van het bordspel Kolonisten van Catan (2007). Een uiterst speelbaar tussendoortje, daar niet van, maar wel een erg simpel product voor iemand die ooit de hele wereldgeschiedenis in games vatte. En bovendien een titel waarbij de omschrijving ‘Big Huge Game’ ineens vooral ironisch klinkt.

En daarna? Daarna vertrok Reynolds naar Zynga, waar hij zich bezighoudt met FrontierVille, een spin-off van de verguisde stop-er-te-veel-tijd-in-en-val-je-vrienden-ermee-lastig-Facebook-game FarmVille. Daarmee is hij op zijn ‘ouwe dag’ zonder meer in een succesvol segment van de huidige game-industrie beland. Maar of hij er veel lof en respect van gamers en collega’s mee zal oogsten?

Ander voorbeeldje. Het is inmiddels een wat obscure titel, maar geloof me, veel beter dan Star Control II: The Ur-Quan Masters (1992) worden epische ruimtespellen niet. De game was uiterst gevarieerd, had een spannend verhaal, barstte van de humor en klopte simpelweg van begin tot eind, wat ervoor zorgde dat fans tot op de dag van vandaag bezig zijn de vrijgegeven code over te zetten naar nieuwe systemen. Maar wat gebeurde er met de twee mannen achter deze briljante game, Fred Ford en Paul Reiche III? Die leverden met hun bedrijfje Toys for Bob de afgelopen jaren spellen af als 102 Dalmatians: Puppies to the Rescue, Disney’s Extreme Skate Adventure en Madagascar. Games, kortom, waarvan het niet bepaald in de lijn der verwachting ligt dat liefhebbers er tot in lengte van dagen nieuwe versies van blijven programmeren.

Nog een oude held van mij is David W. Bradley, de man achter deel vijf, zes en zeven van de Wizardry-reeks, die vele generaties role-playing games beïnvloedde. Ook hier geen al te opbeurend verhaal. Het laatste wat ik over Bradley heb kunnen vinden, is dat hij in 2005 de RPG Dungeon Lords uitbracht, die op GameRankings.com niet verder komt dan een bedroevend lage gemiddelde score van 48,16 procent. Een gepland vervolg is naar verluidt “voor onbeperkte tijd uitgesteld”, mede vanwege “de resultaten van marktonderzoek”. (Lees: waarom zou je een spel afmaken en uitbrengen dat toch niemand gaat kopen?) Waar Mr. Wizardry zich dan wel momenteel mee bezighoudt? Wie het weet mag het zeggen, maar het is blijkbaar niet het vermelden op internet waard.

En de bedenker van die andere befaamde RPG-reeks, Ultima? In tegenstelling tot Bradley wist de excentrieke Richard ‘Lord British’ Garriott in het nieuws te blijven, onder meer door ruimtetoerist te worden en het eerste huwelijk onder gewichtsloze omstandigheden te voltrekken. Maar zijn (op zich niet onaardige) sciencefiction-MMORPG Tabula Rasa was, na zeven jaar ontwikkeltijd, helaas geen lang leven beschoren. Wel wist Garriott 28 miljoen dollar aan schadevergoeding los te krijgen van Tabula Rasa-uitgever NCsoft voor de manier waarop hij het bedrijf was uitgewerkt; een aardig doekje voor het bloeden. Inmiddels heeft Garriott het ontwikkelstudiootje Portalarium opgericht, dat zich richt op social gaming. Vooralsnog heeft dit bedrijfje twee niet heel spannende titels uitgebracht, namelijk Port Casino Poker en Port Casino Blackjack. Voor de toekomst zitten er interessantere projecten in de pijplijn, maar goed, in hoeverre die gaan opleveren wat Lord British er nu van hoopt, moet nog blijken.

Natuurlijk is het niet zo dat iedere succesvolle ontwikkelaar aan lager wal raakt, als je het zo al mag noemen. Peter Molyneux, die ooit furore maakte met spellen als Populous, Theme Park en Dungeon Keeper, is nu creative director van Microsoft Game Studios Europe en is nog steeds nauw betrokken bij zijn Lionhead Studios (inmiddels niet meer, JPK), terwijl Sid ‘Civilization’ Meier director of creative development is van het mede door hem opgerichte Firaxis Games. Toch staat de eerste tegenwoordig vooral bekend als iemand die meer belooft dan zijn spellen uiteindelijk waarmaken en is de tweede zoals gezegd al sinds de jaren negentig meer een ‘naam voor op de doos’ dan iemand die echt het ontwikkelproces leidt.

In sommige van de bovengenoemde gevallen kun je denken: zonde. Wie zegt dat Brian Reynolds niet nog een game van het kaliber van Alpha Centauri in zich heeft, als hij een paar jaar met de juiste mensen zijn gang mag gaan? Of dat het duo achter Star Control II geen even geniale als hilarische space epic meer zouden kunnen afleveren, als hun studio niet het hoofd boven water moest houden met licentietitels waar nauwelijks eer aan te behalen valt?

Maar misschien is de werkelijkheid wel nog deprimerender. Albert Einstein zei ooit dat “iemand die niet voor zijn dertigste zijn grote bijdrage aan de wetenschap heeft geleverd, dat nooit zal doen”. Inderdaad geldt dat veel natuurkundigen, waaronder Einstein zelf, vrij jong waren toen ze hun meest baanbrekende werk afleverden. Misschien geldt iets dergelijks ook wel voor gameontwikkelaars en moeten we onze hoop niet vestigen op eventuele, toekomstige creatieve oplevingen van de Garriotts en de Meiers van deze wereld, maar op de jonge honden van nu.

Of is mijn steekproef misleidend en stikt het in de game-industrie van de oude knarren die nog prima werk leveren? Als 32-jarige redacteur, bijna 33, hoop ik daar natuurlijk stiekem wel op. Want het is toch wel een vrij trieste gedachte als ook ik mijn creatiefste jaren inmiddels achter mij heb liggen; dat ik mijn beste artikelen al heb geschreven en dus eigenlijk het stokje nodig eens moet doorgeven. Nee, een misleidende steekproef; dat moet het zijn. Ik kan nog jaren mee, ik weet het zeker. De comeback van David W. Bradley gaat het bewijzen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *