Leuk: mijn Volkskrant-artikel over het gevaar van boodschappen sturen naar buitenaardse beschavingen maakt veel los! De nodige tweets, een aantal leuke, inhoudelijke mails van lezers, en bovendien lieten zowel Arnon Grunberg als Sigmund zich er deze week door inspireren. Mooi dat het onderwerp zo aanslaat, want ik ga er komende tijd zeker meer mee doen.
Voor nu nog een deleted scene: onderstaand stukje tekst moest ik schrappen om nog enigszins in de buurt te blijven van het gevraagde aantal woorden. Op zich sta ik nog steeds achter die beslissing – het is een zijspoortje – maar het weglaten van dit fragment roept her en der wel vragen op bij mensen die hebben gehoord dat we continu onze radio- en tv-uitzendingen het heelal in laten lekken. De redenering is dan al gauw: eventuele aliens weten daardoor toch al dat we er zijn, dus met zo’n gerichte boodschap roepen we geen extra gevaar over onszelf af. Dus hierbij alsnog.
“Stel dat we de zorgen van John Gertz serieus genoeg nemen om niet van de daken te willen schreeuwen dat we er zijn. Hoe pakken we dat aan? Allereerst moeten we ons ervan bewust zijn dat we al grofweg een eeuw radiostraling ‘lekken’. Onze radio- en tv-programma’s verspreiden zich met de snelheid van het licht door de ruimte, en een buitenaardse beschaving kan die oppikken. Op ruim 77 lichtjaar afstand horen aliens nu radio-uitzendingen over de Duitse inval in Polen van 1939, terwijl ze op de vorig jaar ontdekte planeet Proxima b net de verkiezingsdebatten van 2012 hebben kunnen volgen.
Nu is dat probleem nog te overzien. Ten eerste moeten aliens echt over heel goede apparatuur beschikken om dit soort signalen op te vangen – en hoe verder weg ze wonen, hoe lastiger dat wordt. Ten tweede maken we steeds minder gebruik van door de ether gestuurde radiogolven om met elkaar te communiceren, en steeds meer van kabel en glasvezel. Na krap een eeuw lustig in het rond te hebben gekwetterd, worden we alweer behoorlijk ‘radiostil’.
Toch laat de mensheid nog steeds van zich horen. Ruimtevaartorganisaties en allerlei radarsystemen sturen voortdurend radiosignalen de ruimte in – en die zijn bovendien een stuk krachtiger dan onze radio- en tv-programma’s. Tijd om daar wat aan te doen, vindt Gertz. ‘Je kunt bijvoorbeeld het gebruik van radar boven een bepaalde intensiteit verbieden als het doelwit zich in dezelfde richting bevindt als een ster dichterbij dan 1000 lichtjaar’, geeft hij als voorzet. Een nieuwe commissie, liefst direct rapporterend aan de Veiligheidsraad van de VN, zou hierop toe moeten zien, vindt de Amerikaan.”
Het hele artikel van Gertz is trouwens hier gratis te lezen. En bekijk vooral ook even deze ‘What If?’-aflevering van internetcartoonist en schrijver Randall ‘XKCD’ Munroe.
Verder is dit citaat relevant, uit een eerdere paper van Gertz.
“[METI-ists propose to use] Arecibo, the world’s most powerful transmitter, which is some 10^5 times more powerful than the omnidirectional leakage they claim ET can already detect. Whereas Earth’s EM leakage whispers into the universe, they propose to shout.”
Er is dus nogal een verschil tussen het vermogen achter de straling die we ongewild hebben uitgezonden en de boodschappen die METI wil versturen. Wat dat betreft vind ik het niet erg sterk dat METI International-voorzitter Doug Vakoch zich geregeld verdedigt met het argument ‘ze weten toch al dat we er zijn’. Met zo’n groot verschil in vermogen kun je niet uitsluiten dat je met een gerichte boodschap wel degelijk een buitenaardse slapende hond wakker maakt.