Nieuwe muziek bijhouden, ik vind het maar een frustrerende bezigheid. Er wordt zo bizar veel gemaakt dat aan het eind van elk jaar tegen al die verschenen albums iets zou willen zeggen in de trant van Bilbo Baggins op zijn 111e verjaardag: “I don’t know half of you half as well as I should like; and I like less than half of you half as well as you deserve.” Ik luister me een slag in de rondte, maar uiteindelijk voelt het én alsof ik tig essentiële platen gemist heb (geef me willekeurig welk respectabel jaarlijstje en ik heb minstens drie kwart niet gehoord) én mijn aandacht alsnog over te veel verschillende platen heb uitgesmeerd om over elk iets zinnigs te kunnen zeggen.
Een top tien heb ik dan ook niet. Alleen een lijstje met (op een paar echte favorieten na) albums die me aanspraken, en waarvan ik me kan voorstellen dat ze, gegeven genoeg tijd, blijvertjes zouden kunnen blijken. Zet ze eens op. Er zit vast iets tussen waar je wat mee kunt.
Porcupine Tree – Closure/Continuation. Oké, deze heb ik wél vaak genoeg gehoord om er wat van te vinden. Mooie comeback van de band die Steven Wilson twaalf jaar geleden ogenschijnlijk aan de wilgen hing – om in het geniep met toetsenist Richard Barbieri en drummer Gavin Harrison toch af en toe aan nieuwe nummers te werken. Dat leidde tot een prima en gevarieerd album zonder duidelijke zwakke plekken, dat wat mij betreft absoluut een mooier sluitstuk van de discografie vormt dan het matige The Incident. Of wordt het toch geen closure, maar een continuation? Wie weet, maar eerst Wilsons volgende soloalbum.
Tears for Fears – The Tipping Point. De succesalbums uit de jaren tachtig van Tears for Fears staan op mijn enorme lijst van ‘muziek waar ik nog een keer wat dieper in moet duiken’ (de hits ken ik natuurlijk wel), maar dit vind ik oprecht een erg mooie plaat van begin tot eind. Smaakvol, doordacht, niet te gemaakt eigentijds – en gewoon een hele rits goede nummers op een rij.
D’Virgilio, Morse & Jennings – Troika. Drie neo-proggers maken samen een plaat die zich nog het best laat omschrijven als een hommage aan Crosby, Stills, Nash & Young – en dat is prima. Sterke liedjes met erg mooie samenzang, niets mis mee. (Behalve als je het type bent dat van muzikanten uit de progressieve rock eist dat ze niets dan progressieve rock uitbrengen. In welk geval: doe niet zo raar.)
Froukje – Uitzinnig. Froukje is goed. Maar dat wisten jullie vast al.
Brad Mehldau – Jacob’s Ladder. Interessant album van jazzpianist Mehldau, met muziekstukken die onder meer gebouwd zijn rond flarden Rush en Gentle Giant. Categorie meer naar luisteren.
Lucky Fonz III – Hemellichamen. Zo’n album dat ook al binnenkomt als je de teksten grotendeels langs je heen laat gaan – maar dat je daarmee ongetwijfeld flink tekortdoet.
Haru Nemuri – Shunka Ryougen. Ik weet niet meer hoe ik bij dit Japanse experimentele pop-rap-en-nog-van-alles-album terechtkwam, maar ik kan er wel wat mee.
Bjørn Riis – Everything to Everyone. Soloalbum van de leadgitarist van het Noorse Airbag, waar ik met meer plezier naar luister dan naar het werk van Riis’ ‘moederband’.
Sun’s Signature – Sun’s Signature. EP van Elizabeth Fraser (Cocteau Twins) en haar partner, drummer Damon Reece. Vijf nummers die goed laten horen hoe betoverend mooi Fraser nog steeds klinkt.
Lonely Robot – A Model Life. Nieuwe progressieve rock bevindt zich nog steeds op mijn radar, maar eigenlijk ben ik wel een beetje uitgekeken op het genre – althans, op de artiesten die zó binnen de lijntjes ervan kleuren dat je je kunt afvragen waar het woord ‘progressief’ nog op slaat. Maar af en toe komt er een album uit dat net zomin grenzen verlegt als de rest, maar desondanks klikt. Zoals de nieuwste van John Mitchell (It Bites, Frost*, Kino…), a.k.a. Lonely Robot. Misschien omdat het een ‘break-up album’ is, en er daardoor wat meer gevoel in is geglipt?
Black Midi – Hellfire. Frank Zappa en King Crimson meet Frank Sinatra? Ik moet ervoor in de stemming zijn, maar in elk geval iets waar je wél met recht het label ‘progressief’ op kunt plakken.
King Gizzard & The Lizard Wizard – Changes. Denk ik? Deze band brengt zoveel albums uit (vijf in 2022, waarvan drie in één maand!), dat ik het allemaal niet meer bijhoud. Maar heb enorm veel waardering voor de productiviteit en de veelzijdigheid van dit Australische zestal.
Röyksopp – Profound Mysteries III. Ook Röyksopp was productief in 2022, met drie nieuwe albums, maar dan na een stilte van acht jaar. Ben eerder nooit echt in de groep gedoken en heb Profound Mysteries I en II nog te weinig gehoord om een vergelijking te kunnen maken, maar deze beviel me in elk geval. Fijn geluide en met goede gastmusici (waaronder Susanne Søndfor, die cool is).
Jonathan Hultén – The Forest Sessions. Oké, op één nummer na allemaal ‘oud’ spul in een nieuw jasje, maar ik verslind alles wat deze Zonderlinge Zweed uitbrengt. Folk is het meest voor de hand liggende label, maar er gaat veel meer achter schuil. Luisteren. (En dan liefst toch maar beginnen met Chants from Another Place uit 2020, Hulténs enige echte album tot nu toe.)
Alwanzatar – Kosmisk Skrekk. Heb een zwak voor albums die misschien niet tot de wereldtop behoren, maar in elk geval meer luisteraars verdienen dan ze momenteel op Spotify krijgen. Case in point: Kosmisk Skrekk (schrijf ik dat zo goed?) van de Noor Krizla (Tusmørke), a.k.a. Alwanzatar. Vier spookachtige stukken elektronica van rond de tien minuten die mijn Tangerine Dream-botje wel kietelen.
Kai Danzberg – Satellite. Ook in de categorie ‘zo weinig luisteraars dat Spotify ze niet eens vermeldt’ – en ook niet terecht. Fijne, blije powerpop voor fans van ELO en Jellyfish; niets op aan te merken. Opzetten dus, al was het maar om die ‘Keer afgespeeld’-teller wat omhoog te krijgen.
Lees ook mijn muziekjaarlijstjes van 2021 en 2020 en mijn boekenjaarlijstje van dit jaar.