Vorige week werd de sterrenkundewereld opgeschud: de versnelde uitdijing van het heelal zou ‘marginaal’ zijn als je naar een groter sample van supernova’s kijkt en betere statistische methodes daarop loslaat. Wat de vraag oproept: bestaat de donkere energie die de sterrenstelsels in ons heelal uit elkaar drijft dan misschien toch niet? Ik schreef er dit webartikel over, dat ik later aanvulde met wat meer kritische reacties die op het moment van schrijven nog niet beschikbaar waren.
Een korte discussie met een natuurkundige op Twitter over de aanvankelijke versie zette me wel aan het denken. Was ik daarin niet kritisch genoeg geweest en had ik daarmee twijfel gezaaid over een verschijnsel dat wel degelijk nog steeds deel uitmaakt van ons standaardbeeld van de kosmos?
Wat gedachten daarover.
- Het artikel heeft netjes peer review (“collegiale toetsing”, zoals dat volgens Wikipedia in het Nederlands heet) ondergaan en is gepubliceerd in Scientific Reports, een uitgave van Nature Publishing. Dat is natuurlijk allesbehalve een garantie dat alles wat erin staat klopt, maar het leidde er wel toe dat ik het resultaat op voorhand serieuzer nam dan wanneer het artikel bijvoorbeeld alleen op de preprintsite ArXiv.org had gestaan – (nog) geen peer review – of in een of ander obscuur of bedenkelijk wetenschappelijk tijdschrift was gepubliceerd. Op zich logisch, maar aan de andere kant zijn juist de toonaangevende bladen als Nature en aanverwanten vaak meer op zoek naar opzienbarende dan naar heel goed doortimmerde papers. Een goede reden om publicaties in deze ‘gerenommeerde’ bladen juist weer een beetje te wantrouwen.
- Omdat de conclusie me nogal verraste, heb ik gelijk een sterrenkundige gemaild die verstand heeft van het onderwerp maar niet betrokken was bij de studie. Ik stelde hem vragen als: “Kun je je vinden in de statistische analyse en conclusies?”, “Zijn de auteurs ‘mainstream’ wetenschappers of mensen die bekend staan om hun kritische houding richting donkere energie?”, en “Is het bestaan van donkere energie inderdaad nog steeds voornamelijk gestoeld op de supernovawaarnemingen, zoals een van de auteurs in het persbericht zegt?”
- Helaas kon deze sterrenkundige pas een paar dagen later reageren, waardoor ik het zonder zijn input moest doen. In de ideale wereld had ik natuurlijk een andere deskundige benaderd. In déze wereld zat ik midden in de deadlineweek van KIJK en wilde ik het artikel ook niet al te lang laten wachten. Gelukkig had astronoom Peter Coles er al een blogpost aan gewijd, waardoor ik toch gelijk een kritische second opinion in mijn eerste versie had.
- Desondanks zette het begin van het stukje de lezer misschien toch te zeer op het spoor van ‘donkere energie is onzin’. Goed, er stond een vraagteken achter de kop (‘Dijt ons heelal toch niet steeds sneller uit?’) en ik koos bewust voor de formulering “uit een nieuwe studie zou blijken dat…” Bovendien kun je nu eenmaal niet alle mitsen en maren gelijk kwijt in de kop en de nieuwsalinea. Maar toch: ik begrijp het als dit soort berichtgeving ergernis opwekt bij wetenschappers die zich met donkere energie bezighouden en al doorhadden: die paper stelt niet zoveel voor.
- Toch vind ik het niet terecht als wetenschappers zaken gaan twitteren als:
Wat de paper zegt: “We vinden 3-sigma-bewijs voor de versnelde uitdijing van het heelal”. Wat de pers zegt: “Mysterieuze ‘donkere energie’ bestaat misschien niet”.
Het artikel zelf heeft een heel andere teneur dan bovenstaande samenvatting doet vermoeden. De titel luidt: “Marginal evidence for cosmic acceleration from Type Ia supernovae”, de abstract eindigt met: “We find, rather surprisingly, that the data are still quite consistent with a constant rate of expansion.” (Wat dus géén versnelde uitdijing zou betekenen.) In het persbericht van de Universiteit van Oxford – dat her en der abusievelijk wordt genoemd als een voorbeeld van een overdreven nieuwsbericht! – doet auteur Subir Sarkar daar nog een flinke schep bovenop. Zeggen dat “de pers de boel weer eens schromelijk heeft overdreven” is dus niet fair. Sarkar gooide absoluut zélf de knuppel in het hoenderhok, zowel in het artikel als in het persbericht. (En zo’n type is hij blijkbaar ook wel. “Zijn reputatie is heel goed, maar hij houdt wel van provoceren en dit artikel is dus een duidelijke manifestatie daarvan”, mailde de aangeschreven sterrenkundige me later.) - Alleen lijkt het er inmiddels op dat Sarkars artikel niet zo goed in elkaar zit als hij zelf dacht. Verschillende online reacties (zie de update onder mijn nieuwsbericht) wijzen er op dat de auteurs allerlei niet ter discussie staande eigenschappen van het heelal negeren om de versnelde uitdijing van het heelal te kunnen aanvechten. Ook de analyse van de betreffende supernova’s blijkt nogal simplistisch te zijn. Lijkt er dus op dat de peer reviewers hun werk niet zo goed hebben gedaan (wat gek is, bij een artikel dat zo duidelijk tegen de stroom in zwemt; je zou dan juist verwachten dat op alle slakken zout was gelegd). Al is het ook weer zo dat zelfs een perfect onderbouwd artikel dat de donkere energie in twijfel trekt op flink wat weerstand uit het vakgebied had kunnen rekenen.
- Dus: mankeert er iets aan mijn stuk? Tja, als je nu alle wetenschappelijke blogposts over de paper leest, was mijn versie 1.0 niet kritisch genoeg – maar ik heb ook niet het idee dat ik iets heb beweerd wat niet waar is.
- Sommige wetenschappers zullen daar waarschijnlijk op reageren met: oké, klopt, maar je had er in dit stadium überhaupt niet over moeten schrijven. Je moet het publiek niet in verwarring brengen met allerlei nieuwe ideeën waarvan je nog maar moet afwachten wat ervan komt. Ik snap waar die houding vandaan komt, maar ik ben het er uiteindelijk niet mee eens. Zoals ik in dit editorial al schreef: als wetenschapsjournalist rapporteer je wat mij betreft over het voorfront van de wetenschap, en dus over de discussies die nú spelen. Het is niet je opdracht om je te beperken tot dat wat al tien jaar algemeen geaccepteerd is in het vakgebied. Maar dat betekent dus helaas wel dat je af en toe een onterecht zaadje van twijfel plant.