Je zou me inmiddels bijna een verzamelaar van anomalieën kunnen noemen. Dat wil zeggen: van metingen uit de natuurkunde of sterrenkunde die niet lekker stroken met onze huidige theorieën.
Hondsmoeilijke klus
Toegegeven, in de meeste gevallen verdwijnen die anomalieën na een tijdje weer. Misschien was het resultaat bij nader inzien een toevallige oprisping in de data. Misschien zat er toch een foutje in het experiment waar het resultaat uit voortkwam; denk maar aan die neutrino’s die sneller dan het licht leken te gaan. Of misschien klopte er iets niet aan de analyse van de data – vaak een hondsmoeilijke klus die jaren in beslag kan nemen.
Maar het kan natuurlijk ook dat zo’n anomalie wél overeind blijft. Het begin blijkt van een heel nieuw hoofdstuk in de natuurkunde. Het eerste teken dat de verzameling deeltjes en krachten van nu niet het hele verhaal is. Of, toegepast op de kosmos: dat we toch niet helemaal goed zitten met ons model van koude donkere materie en een versneld uitdijend heelal.
Eind vorig jaar schreef ik voor KIJK al over recente, vreemde resultaten rond het muon, het zwaarlijvige broertje van het alomtegenwoordige elektron. In het nieuwe nummer is het W-deeltje aan de beurt. Zoals ik al meldde in een nieuwsbericht voor Scientias, weegt dat volgens een analyse van het Amerikaanse experiment CDF nét iets meer dan de theorie voorschrijft. In KIJK 8/2022 – hier te bestellen – duik ik daar dieper in. Hoe ging de analyse waar dat uit volgt in zijn werk? En wat kan hier aan de hand zijn? Een voorproefje van mijn artikel vind je hier.
Nóg een anomalie
Ondertussen ben ik alweer bezig met de volgende anomalie. Tipjes van de sluier vind je hier en hier. Houd voor het complete plaatje – althans, zo compleet als ik het op dit moment weet te krijgen – het populairwetenschappelijke tijdschrift Eos in de gaten.