Als research voor mijn eigen nieuwe boek, De deeltjessafari, ben ik me momenteel aan het verdiepen in donkere materie – een mysterie dat heeft geleid tot het voorstellen van heel wat nieuwe deeltjes. Een van de boeken die ik daarvoor heb gelezen, is The 4% Universe van Richard Panek, uit 2011. Wat gedachten hierover.
Wat in elk geval al mooi is: The 4% Universe voegt zeker iets toe aan het aanbod van boeken over dit onderwerp. We lezen namelijk niet alleen over de wetenschappelijke achtergrond van donkere materie en dito energie (die op talloze andere plekken is te vinden), maar ook – zelfs vooral – over hoe die werden ontdekt. Dat leidt, met name in het deel over donkere energie, tot een intrigerend inkijkje in de natuur- en sterrenkundige academische wereld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de twee groepen die los van elkaar eind jaren negentig vaststelden dat het heelal versneld uitdijt. In 2011 kregen ze samen de Nobelprijs, waardoor ze nu als co-ontdekkers de gescheidenis in gaan. Maar er was een tijd dat er behoorlijk wat werd gebakkeleid over de vraag wie het nieuwe verschijnsel nu als eerste wereldkundig had gemaakt. Sappig om te lezen, en nuttig voor mij – omdat ik ook op zoek ben naar de menselijke kant achter de onderwerpen die ik in De deeltjessafari wil behandelen.
Daar staat tegenover dat ik de pure wetenschap achter donkere materie en energie in andere boeken helderder beschreven heb zien worden. Op zich is dat geen probleem: ik ben er inmiddels aan gewend dat geen enkel boek over een dusdanig complex onderwerp álle kwartjes laat vallen. Je moet eruit halen wat je eruit kunt halen en je begrip vervolgens verder aanscherpen met andere boeken, van auteurs met een net even wat andere toon en insteek. (Dit geldt natuurlijk net zo goed voor De deeltjesdierentuin.)
Ernstiger is dat Panek zelf de wetenschap niet overal helemaal lijkt te hebben ‘zitten’. Op een gegeven moment introduceert hij het neutralino als de supersymmetrische partner van het neutrino. Klopt niet: de superpartner van het neutrino is het sneutrino (ja echt). De vier neutralino’s zijn als groepje de superpartners van de neutrale bosonen (foton, Z-boson en higgs). Alleen het lichtste van deze vier neutralino’s is een donkere-materie-kandidaat, omdat dit als enige niet in een oogwenk vervalt naar andere deeltjes.
Een voor de hand liggende fout, misschien: neutrino, sneutrino, neutralino. Maar in een boek als dit had hij toch echt niet gemaakt mogen worden. Het lichtste neutralino is momenteel onze belangrijkste donkere-materie-kandidaat; Panek besteed er dan ook flink wat aandacht aan. Dan mag je toch wel verwachten dat zo’n deeltje op zijn minst even goed wordt geplaatst binnen de deeltjesfysica.
Verder was ik teleurgesteld over de behandeling van het axion, een andere donkere-materie-kandidaat. Dit wat obscuurdere deeltje wil ik zeker opnemen in De deeltjessafari, dus ik was erg blij dat Panek er dieper op in leek te gaan. Maar uiteindelijk blijven vragen als ‘wat is het axion nu eigenlijk?’ en ‘wat is momenteel de status van de zoektocht naar dit deeltje?’ onbeantwoord, waardoor dit deel van het boek aanvoelt als een onaf zijspoor.
Ook komt Panek aan het eind van zijn boek nog even met het antropisch principe op de proppen. Een intrigerend begrip, maar hier wordt het zo onduidelijk en onvolledig geïntroduceerd dat het beter weggelaten had kunnen worden. Daarbij noemt Panek wel het vaak geciteerde getal van 10 tot de macht 500, maar koppelt dat vervolgens alleen aan de inflatietheorie (het idee dat het heelal vlak na de oerknal héél even met een enorme snelheid uitdijde). Het getal komt echter uit de snaartheorie; daar is het, kort door de bocht, het aantal manieren waarop je de extra dimensies die deze theorie vereist kunt verstoppen, waarbij elke manier een universum met andere eigenschappen oplevert.
Oké, je kunt erover twisten of je dit moet vermelden. Panek heeft besloten het blikje wormen waar ‘snaartheorie’ op staat niet te openen en ergens begrijp ik dat wel; het is allemaal al moeilijk genoeg. Aan de andere kant, zeker omdat het genoemde verschijnsel – het kosmische landschap genaamd – in allerlei andere recente boeken wél uitvoerig is behandeld (inclusief de meest recente Stephen Hawking), neig ik in dit geval naar: doe het niet of doe het goed. Liever dat, dan op één pagina een paar sleutelbegrippen te laten vallen en die vervolgens op een op z’n minst onhandige manier aan elkaar te knopen.
Is The 4% Universe daarmee een slecht boek? Nee, dat niet. Het is sowieso goed dat er een boek is dat de ontdekking van met name donkere energie in detail beschrijft; op dit punt kan ik Panek alleen maar dankbaar zijn voor zijn uitzoekwerk. Bovendien is het boek in elk geval op zinsniveau (*) goed geschreven, met af en toe een opmerking of kwinkslag waar ik oprecht jaloers op ben. Maar op natuur- en sterrenkundig vlak denk ik dus af en toe ‘dat had ik net even anders gedaan’…
(*) Of het boek op grotere ‘schaal’ ook werkt, is een ander verhaal. Deze Goodreads-recensie vindt van niet, en hoewel ik de score die erbij hoort absoluut te laag vindt, kan ik het tot op zekere hoogte wel eens zijn met de strekking. Ikzelf heb het boek vooral gelezen als potentiële bron van bruikbare informatie en daardoor wat minder op de structuur gelet.