Zoals ik een paar dagen geleden al schreef, houd ik de verschillende anomalieën binnen de natuurkunde nauwlettend in de gaten. Want: wie weet vormt een ervan het langverwachte poortje naar nieuwe natuurkunde.
Helaas mag er een anomalie van het lijstje af: het overschot aan botsingen dat het donkere-materie-experiment XENON1T mat bij lage energieën, waar ik in 2020 over schreef voor New Scientist. Die botsingen zouden er bijvoorbeeld op kunnen duiden dat neutrino’s andere eigenschappen hebben dan we dachten. Of het zou kunnen zijn veroorzaakt door nieuwe deeltjes genaamd axionen, afkomstig van de zon.
Geen extra botsingen
Niets van dat alles, zo blijkt nu. De opvolger van XENON1T, XENONnT genaamd, heeft met een veel grotere hoeveelheid van het edelgas xenon géén sporen van extra botsingen gevonden. Dat maakte het XENON-team gisteren bekend op een conferentie. Zie ook dit (voor zover ik kan nagaan niet ge-peer-reviewde) artikel. In een bericht op de site van het experiment wordt het teveel aan botsingen bij XENON1T geweten aan kleine hoeveelheden tritium in het xenon, een mogelijkheid die destijds overigens al door het team zelf werd geopperd.
Maar goed, al die exotischere verklaringen die de afgelopen twee jaar zijn bedacht voor het verschijnsel (zie ook dit stuk van collega Dorine Schenk), lijken dus bij nader inzien nergens voor nodig. En ik hoef vanaf nu één anomalie minder te volgen.