Hoe begin je het eerste hoofdstuk van je eerste boek? Met een citaat uit The Big Bang Theory natuurlijk! Of toch maar niet? Hoe dan ook, hieronder mijn eerste poging tot een openingsparagraaf van mijn deeltjesboek. Een stuk tekst dat inmiddels alweer volledig vervangen is, en ach, wat kan ik anders nog doen met zo’n deleted scene dan hem hier posten?
“Het is een warme zomeravond in het jaar 600 voor Christus…” Zo begint theoretisch natuurkundige Sheldon Cooper steevast zijn ellenlange verhaal, als hij in de sitcom The Big Bang Theory aan overbuurvrouw Penny de natuurkunde moet uitleggen. En zo zou dit boek ook kunnen beginnen; met een opsomming van allerlei ideeën die de oude Grieken hadden over deeltjes, gevolgd door hoe men daar in India en in het Europa van de zeventiende eeuw over dacht, om uiteindelijk te belanden bij de deeltjesfysica van de twintigste en eenentwintigste eeuw.
Maar dat gaan we niet doen. Hoe interessant het ook is om te horen dat Oude Griek #1 dacht dat alles uit vuur, water, aarde en lucht is opgebouwd, terwijl Oude Griek #2 meende dat er maar één type deeltje ten grondslag ligt aan alles wat er is: échte natuurkunde, in de moderne zin van het woord, kun je het niet noemen. Het bleef bij redeneren en speculeren – heel slim redeneren en speculeren, soms – zonder dat er experimenten konden worden gedaan die al die briljante suggesties toetsten aan de werkelijkheid.
Veelzeggend is dan ook dat er uit de hele periode tussen Sheldons warme zomeravond en het einde van de negentiende eeuw niet één deeltje stamt dat nog steeds deel uitmaakt van het lijstje componenten waaruit we nu denken dat onze werkelijkheid is opgebouwd. Laten we daarom vooruit spoelen naar het moment waarop het eerste stukje materie aan het licht kwam waar dat wél voor geldt: het elektron, een deeltje met een negatieve elektrische lading dat een van de basisingrediënten vormt voor atomen en dat voor zover we weten niet meer is op te delen in kleinere deeltjes.