Voordat je aan het schrijven kunt slaan, moet je een redactie eerst ervan overtuigen dat je artikelidee het uitwerken waard is. Althans, dat zou ik van harte aanraden. Een stuk eerst helemaal maken en dan pas op zoek gaan naar een medium dat het wil plaatsen, leidt al gauw tot een boel werk voor niets. Bovendien gaat die werkwijze voorbij aan het feit dat tijdschriften en kranten hun eigen niveau en toon hebben waar jij al schrijvende rekening mee hoort te houden. Vooral vooraf pitchen dus en pas aan de slag gaan als je het groene licht hebt gekregen. Maar hoe krijg je dat groene licht dan? Tien tips uit de praktijk. (Die geschreven zijn met wetenschapsjournalistiek in gedachte, maar grotendeels op alle schrijfklussen voor publieksmedia toepasbaar zijn.)
1. Liever mailen dan bellen. Misschien is je ooit verteld: “Pak de telefoon, dat is persoonlijker, sneller en moeilijker te negeren.” Maar toch: wat mij betreft liever niet. Een telefoontje komt niet altijd uit (zeker niet op een drukke redactie, en drukke redacties zijn anno 2013 eerder regel dan uitzondering) en duurt gauw lang (zeker als je helemaal leegloopt over je idee zonder dat ik er een woord tussen krijg). Bovendien zal ik aan het einde van het gesprek altijd alsnog vragen om het idee even op de mail te zetten, zodat ik het kort en bondig op schrift heb en kan forwarden naar collega’s. Dus doe mij dan maar gelijk dat mailtje.
2. In zo’n mailtje wil ik in een paar zinnen of alinea’s te weten komen wat je wil schrijven, en waarom dat in ons blad moet gebeuren. Verkóóp je idee; ik mag best merken dat je er zelf enthousiast over bent. Laat me ook niet op allerlei links klikken of bijlages openen om te snappen waar je precies over wilt schrijven. Extra info is prima, maar ik wil in eerste instantie snel kunnen lezen wat je idee is en waarom dat interessant is. Ook weet ik met zo’n korte, samenhangende pitch of je zélf wel echt scherp op je netvlies hebt wat je precies wilt gaan doen.
3. Pitch niet simpelweg een onderwerp of vakgebied (“een artikel over biomimicry”). Ik wil weten wat voor verháál je wil gaan vertellen.
4. Een open sollicitatie kan, maar zal je in elk geval bij ons doorgaans op zijn best de opmerking “prima, laat maar eens wat ideeën komen” opleveren. Een geschikt idee laat pas écht zien dat je iets voor een redactie kunt betekenen. Dus: stuur liefst een of meerdere ideeën. (Een nette redactie zal die ideeën niet zomaar ‘stelen’. Mocht je vermoeden dat dit toch is gebeurd, dan is het goed om, voor je een redactie publiekelijk uitmaakt voor dievenbende, eerst even de mogelijkheid in overweging te nemen dat meerdere mensen hetzelfde idee hebben aangedragen. Dat komt vaker voor dan je misschien denkt – zeker als je ideeën hebt van het kaliber “een artikel over biomimicry”…)
5. Zorg dat een artikelidee actueel en/of relevant is. Een tijdloos verhaal is vooral een verhaal dat geen enkele reden heeft om net nú in een blad of krant te staan. Oké, sommige media draaien desondanks op dat soort teksten, maar de meeste halen er hun neus voor op (waaronder alle kranten, mag ik aannemen, en onder de populairwetenschappelijke bladen in elk geval KIJK). Zoek dus op zijn minst naar een actueel haakje of jubileum, en kom nog liever met een idee rond lekker nieuw onderzoek, of een vakgebied dat juist nu aantoonbaar in de belangstelling staat.
6. Houd wel rekening met de productietijd van het medium dat je benadert. Een maandblad kan niet morgen in de winkel liggen met jouw verhaal erin, dus is het niet heel handig om als aanleiding een jubileum op te voeren dat volgende week plaatsvindt, of een Nu.nl-berichtje van gisteren dat iedereen binnen een paar dagen alweer vergeten zal zijn. Tenzij je natuurlijk het idee hebt dat er achter dat Nu.nl-berichtje zoveel schuil gaat dat er een achtergrondartikel in zit dat best over een tijdje nog interessant gaat zijn – ook voor iedereen die dat eerste berichtje nooit heeft gelezen.
7. Een redactie zal niet van je verwachten dat je alle vorige nummers uit je hoofd kent, maar een beetje weten wat een krant, blad of site de laatste tijd zoal heeft gedaan, is altijd fijn. (En daarvoor hoef je zelden een week de bibliotheek in. In het geval van KIJK zijn via onze site de beginnetjes van alle artikelen van de afgelopen paar jaar te vinden, en ook in de meeste andere gevallen kom je best een eind met de betreffende website doorzoeken.)
8. Sowieso: verdiep je even in de titel. Iemand die KIJK benadert met de zin “ik heb veel ervaring met het schrijven voor kinderen” kan gelijk inpakken.
9. Stuur je één idee, of meerdere tegelijk? Lastig. Op één idee krijg je een ‘ja’ of een ‘nee’, bij meerdere kan een redacteur het gevoel hebben dat hij ‘moet’ kiezen. Dat hij je dus op zijn minst één van je ideeën laat uitwerken, omdat ze allemaal afschieten al te lullig voelt. Maar dat lijkt me een risicovolle strategie. Als je per keer een hele waslijst aan mogelijkheden stuurt, sta je toch al gauw bekend als de freelancer die met hagel schiet en/of maar niet kan inschatten wat bij het medium in kwestie past. Plus, dat ‘zich gedwongen voelen te kiezen’ kan ook tegen je werken. Ik kan me best voorstellen dat een redacteur je precies één van de ideeën op je lijstje laat uitwerken, terwijl er misschien vier een ‘ja’ hadden gekregen als je ze afzonderlijk had gestuurd. Ben dus zelf toch meer voorstander van proberen om elke pitch op zich een schot in de roos te laten zijn.
10. Moet je in discussie gaan als je idee wordt afgewezen? Ik zou graag zeggen dat redacties altijd open staan voor extra argumenten, en dat je best mag laten merken dat je goed over je pitch hebt nagedacht en dat het daarin beschreven idee wel degelijk in het medium past dat je hebt benaderd. Maar in de praktijk moet je hier toch een beetje mee uitkijken. Je mag aannemen dat een redactie zijn eigen product beter kent dan jij; beter weet wat werkt en wat niet, en wat in het verleden al is gedaan. Geloof je dat niet, denk dan maar dat redacteuren eigenwijs zijn en zich niet graag laten corrigeren door een buitenstaander. Hoe dan ook is het de vraag of al te zeer aandringen je alsnog die opdracht oplevert, of je te boek doet staan als ‘die dramkont die geen ‘nee’ accepteert’.
Aanvullingen of andere meningen, zowel van mede-opdrachtgevers als freelancers? Laat maar horen!